Dietrich VI von Holland g. 1114 a. a. 6 Eost 1157 - Taolenn an diskennidi

1205 tot 1231. Zie JBCB 1959 blz 107 enz.\ Heer van Brederode, heer van Dorthoge. Drost van Holland. Stamvader van de heren van Brederode. Volgens oude genealogien zou hij een bastaardzoon zijn geweest van graaf Willem I van Holland, maar dit is onjuist. Ook Winkhaus (blz. 71) volgt die stelling! Zie echter o.a. het artikel van Obreen in de Ned. Leeuw (1926) en van Dek in het

Był młodszym synem Albrechta II z rodu Askańczyków i bratem Jana I.

Ridder, vermeld 1270-1293, houdt het huis Doortoge en de

Był drugim synem margrabiego z Salzwedel Ottona III Pobożnego i jego żony Bożeny, córki króla Czech Wacława I. Po śmierci ojca w 1267 wraz ze starszym bratem Janem III (wkrótce zmarłym) oraz młodszymi Albrechtem III i Ottonem VI Małym objął rządy w odziedziczonej części Brandenburgii. Tytuł margrabiowski bracia dzielili także z trzema kuzynami ze Stendal. W 1272 dokonał podziału kraju z młodszymi braćmi. Otto był blisko związany z Czechami (za sprawą pokrewieństwa z królem czeskim Przemysłem Ottokarem II – Otto był jego siostrzeńcem) i w większym stopniu zajmował się sprawami tamtejszymi, niż swoim własnym krajem. W 1271 uczestniczył w czeskiej wyprawie na Węgry, wspierał też króla czeskiego w jego sporze z Rudolfem I Habsburgiem – w 1278 wziął udział w bitwie pod Suchymi Krutami, w której Ottokar zginął. Objął wówczas kuratelę nad synem i następcą Ottokara, młodym Wacławem II. W 1279 zawarł układ z Rudolfem Habsburgiem, zrzekając się w imieniu Wacława zdobytych przez Ottokara Austrii, Styrii i Karyntii oraz oddając mu na pięć lat Morawy, a sobie gwarantując regencję w Czechach. Wywiózł wówczas młodego władcę do Brandenburgii. Rządy Ottona w Czechach nie były zbyt szczęśliwe dla tego kraju – wśród ludności narastała niechęć wobec regenta oskarżanego o okrucieństwo, jak również wobec cudzoziemców (głównie Niemców), którymi się otaczał. Z rządów zrezygnował na rzecz matki Wacława w 1283 w zamian za wysokie odszkodowanie. Do Pragi wrócił wówczas Wacław. Po śmierci Rudolfa Habsburga w 1291 jako głowa ottońskiej linii brandenburskich Askańczyków uczestniczył w elekcji nowego króla niemieckiego. Wdał się przy tym w spór o skorzystanie z praw elektorskich należnych władcom Brandenburgii ze swym kuzynem, Ottonem IV ze Strzałą, który przewodził młodszej linii rodu. Otto Długi popierał wówczas Adolfa z Nassau, a Otto ze Strzałą należał do partii habsburskiej. Żoną Ottona była Judyta (Jutta) z Hennebergu. Dzięki temu małżeństwu, po śmierci brata żony, Ottonowi przypadła część hrabstwa Hennebergu oraz Koburg. Spośród dzieci przeżył go tylko jeden syn, Herman, który został jego następcą, oraz córki: Beatrycze, zm. 1316, żona księcia świdnickiego Bolka I Surowego, a następnie księcia kozielskiego i bytomskiego Władysława; Matylda, zm. 1298, żona księcia wrocławskiego i krakowskiego Henryka IV Probusa; Judyta (Jutta), zm. 1328, żona księcia Saksonii-Wittenbergii Rudolfa I.

Hennebergu oraz Koburg. Spośród dzieci przeżył go tylko jeden syn, Herman, który został jego następcą, oraz córki:

Beatrycze, zm. 1316, żona księcia świdnickiego Bolka I Surowego, a następnie księcia kozielskiego i bytomskiego Władysława; Matylda, zm. 1298, żona księcia wrocławskiego i krakowskiego Henryka IV Probusa;

Heer van Schoten en Adrichem. Vermoedelijk een

Vermeld als knape 1291, ridder, heer van de Doortoge,

huwelijk met pauselijke dispensatie wegens 4e-graads verwantschap

Bastaardzoon

• 1317 huurt land in Noord-Holland (toen ten N. van de Oude Rijn)
• 12.10.1319 slotvoogd op de Dullenburg in de Mars bij Rhenen
• 6.12.1327 tocht Ida met de helft van zijn bezit op IJsselmonde
• 1332 baljuw van Waterland en Amstelland
• 1334 verkrijgt huis ter Kleef tussen Haarlem en Schoten
• 19.11.1339 wordt door graaf Willem IV "onse neve" genoemd wanneer hij hem met het huis Schoten beleent. Sommige publicaties menen dat dit niet kan betekenen dat Willem een zoon van Jan II was, maar de titel "neve" heeft in die tijd een vrij algemene betekenis: een mannelijk familielid die geen directe verwant is en ook niet veel ouder is (en graaf Willem zou deze Willem natuurlijk nooit in een formeel stuk zijn broer noemen)
• 4.2.1340 en 7.4.1342 rentmeester van Kennemerland en (West.)Friesland
• ontvangt herhaaldelijk land en tienden in leen
• 28.5.1342, Brussel, voor het laatst vermeld, als lid van de grafelijke raad

• Johanna
• Jenne

Margaretha hangt na het overlijden van haar man Gijsbrecht, als ze in Utrecht woont, een kleed aan een pilaar van de Domkerk in Utrecht waarop in de hoeken de wapens van beiden staan: van Arkel, Both van der Eem, van Virneburg en mogelijk het wapen van Stein, toebehorend aan de moeder van Gijsbrecht. Dit is bewijs dat haar moeder Cunegonde is - en niet Mabelia van Voorne, de eerste vrouw van Jan van Arkel.

• na 1334 herbouwt het Minderbroederklooster te Utrecht
• 1346 de kapelaan van Margaretha betaalt een termijn van 3200 gouden schilden in opdracht van de bisschop (haar broer Jan) voor het aflossen van het pand te Overijssel.
• 10 Juli 1361 na opdracht door heer Gijsbrecht van Abcoude beleend met Rijnestein.
• 1362 doet samen met heer Johan van Nijenaar, deken van Deventer, uitspraak in het geschil tussen de St. Stevensabdij te Oudwijk en Tydeman Scrodekijns.
• 21 Oct. 1365 dragen het kapittel van St. Pieter te Utrecht en Sweder van Abcoude de beslissing over hun geschil op aan Margreta van Erkel, vrouwe van der Eem.
• 21 April 1366 oorkondt hertog Albrecht, dat hij vrouwe Margriet, vrouwe van der Eem, beleend heeft met 12 morgen te Cothen, na haar dood te komen op Jan van Rinensteijn.
• 26 Nov. 1366 maakt zij haar testament, waarin zij Johan van Arkel, bisschop van Luik, en haar kapelaan, benevens haar zwager, Henric Venedau, tot haar executeurs-testamentair benoemt. In haar testament (1366) spreekt zijn van een nicht, Cunigonde, die non is in het klooster te Oudwijk.

• Willem, ovl. 24 mei 1407

Bezit dat huus te woudenberch (1313) en de lage rechtsmacht in Woudenberg.

• Willem
• Kerstant
• Vrancke
• Matthijs
• Bertelmees
• Enghebrecht

• Wolfert
• Hendrick
• Aelbrecht
• Aleid

De meeste publicaties vermelden deze ouders maar sommige publicaties trekken dit in twijfel omdat dit chronologisch niet mogelijk zou zijn in de familie van Arkel. Zoals hier is weergegeven is duidelijk dat deze afstamming weliswaar uitgaat van relatief jonge ouders maar dan zonder forceren chronologisch passend is.

• Na de dood van heer Wolfert III deed de graaf uitspraak tussen vrouw Hadewich en haar kinderen in zaken van diens nalatenschap.
• Het wapen van Hadewich (drie vissen) is bekend door de zegelafdrukken die in het Zeeuws Archief gevonden zijn. De zegel, waarvan de linkerhelft het wapen van Borssele afbeeld, heeft in de rechterhelft drie vissen met daarboven een ster.
• Wordt haar hele leven "vrouwe van Veere" genoemd maar haar volwassen zoons voerden (na elkaar) na het overlijden van hun vader ook "heer van Veere" genoemd

Dirk II gaat in 1330 op de nieuwe burcht wonen, zodat de weduwe van Hendrik I, Elisabeth van Hernen, verhuist naar Oud-Wisch.Door de plotselinge dood van haar man volgt broer Dirk II van Wisch hem op en deze wil de nieuwe burcht betrekken.

Ernst van der Horst, heer van Wulverhorst (1341) en Kattenbroek (1358), knaap (1329), ridder (1341), vermeld 1327-1358, baljuw van Amstelland (1327). Memorie 3 april.