Sweder van Wisch g. 1161 a. a. 1207
Ur pennad tennet eus Rodovid BR, ar c'helc'hgeriadur digor.
Lignez | Wisch |
Reizh | gourel |
Anv a-bezh d'ar c'hanedigezh | Sweder van Wisch |
Kerent
♂ Stephanus I de Wisge [Wisch] g. 1129 |
Darvoudoù
1161 ganedigezh:
bugel: ♀ Nn van Wisch [Wisch]
1193 bugel: ♂ Stephanus II de Wisge [Wisch] g. 1193
1207 marvidigezh:
Notennoù
Heer van Wisch 1179-1207. De mogelijke zonen van Stephanus I zijn Sweder (Sueterus) en Berend. Zij zijn, evenals andere grote heren uit de omgeving, betrokken bij de stichting van het klooster Betlehem bij Gaanderen. Hierbij treden zij niet op als heren van Wisch, maar als markegenoten in Doetinchem. Berend is waarschijnlijk de oudste van de twee broers, maar na 1180 wordt niets meer van hem vernomen, zodat hij in of kort na dit jaar moet zijn overleden. Wisch is een van de vier bannerheerlijkheden. De heren van Wisch zullen in de loop van de Middeleeuwen berucht worden als roofridders. Deze term is wat merkwaardig, omdat rooftochten tussen de lokale heren wel vaker voorkomen. Het succes van de heren van Wisch, niet voor niets de "stoutste" (dapperste) van de vier bannerheren in het rijmpje, legt de nadruk op hun militaire prestaties. In 1188 komt Wisch voor op een lijst van bezittingen van de graaf Van Dalen; "in parochia Dotinchem prope Wische". In 1196 komt Sweder van Wisch voor onder de "homines tam liberi quam ministeriales" van de graaf van Gelre bij het vredesverdrag tussen Brabant en Gelre. Sweder staat tussen de "liberi" en is daarmee een vrij man. Welk leen hij van de graaf heeft blijft onbekend. In 1200 wordt Sweder in een Betlehemse oorkonde genoemd, nog voor de heren van Dinden, Bronckhorst en Borculo.
Eus an dud-kozh d'ar vugale-vihan